P.H. Beijer (1868-1945)

Op 27 maart 1868 wordt in het Saksische Altenhain Paul Hermann Beijer geboren. Na het gymnasium studeert hij bosbouw aan de Forstakademie in het dicht bij Dresden gelegen Tharandt. Beijer wordt op 1 april 1893 door Koningin Emma tot wildmeester op Het Loo benoemd. Waarschijnlijk is dit gebeurd op voorspraak van G.E.H. Tutein Nolthenius, die eveneens een bosbouwkundige opleiding in Tharandt volgde. Beijer wordt op 21 april 1893 ingeschreven als inwoner van Apeldoorn en huwt kort daarop Clara Behrendt uit Lüderitz (Duitsland). Het jonge paar neemt intrek in de, nog steeds bestaande, witte woning op de grens van Voor- en Achterpark op Het Loo. Eind 1907 betrekt het gezin Beijer de voor hen gebouwde woning aan de Amersfoortseweg 1. Vanuit die markante, in Duitse vakwerkstijl gebouwde villa wordt de houtvesterij Het Loo bestuurd. Per 1 juli 1903 wordt Beijer benoemd tot houtvester. Deze gebeurtenis vormt de aanleiding tot het plaatsen van de “Houtvesterseik”.

De jonge houtvester Beijer speelt een belangrijke rol bij de grote heideontginningen en de beplanting daarvan met vooral grove den. De zeer inventieve bosbouwer betreedt al spoedig het pad van de mechanisatie. Ook verwerft Beijer zich enige faam als scherpschutter. Hij is jarenlang lid en voorzitter van de “Koninklijke Scherpschutters van de Veluwe”.Onder Beijer komt in 1895 de eerste omrasterde wildbaan op Het Loo, met een oppervlakte van 3000 ha, tot stand. Na de komst van Prins Hendrik wordt deze wildbaan in snel tempo uitgebreid tot ruim 10.000 ha. De indruk bestaat dat Beijer de grondlegger is van het wildbeheer, zoals dat tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw in de Koninklijke Houtvesterij in praktijk is gebracht. Dat sterk op de jacht gerichte beheer leidt tot een extreem hoge wildstand.

Beijer is goed bevriend met Prins Hendrik. Deze vriendschap wordt op den duur een doorn in het oog van Koninging Wilhelmina. Ze veronderstelt dat de invloed van Beijer op de prins een negatieve is en op 15 juli 1929 wordt Beijer, inmiddels 61 jaar oud, door de Koningin op staande voet ontslagen. Beijers gezondheid wordt als reden voor dit ontslag gebruikt. De hofarts schrijft in zijn rapport: “Beijer is wegens lichaamsziekte onbekwaam geworden voor het vervullen van de aan zijn functie verbonden werkzaamheden”. Jhr. Ir. W. Röell krijgt vervolgens de leiding over de houtvesterij Het Loo. In 1943 wordt deze bosbouwer die zich bij het verzet heeft aangesloten door de Duitsers gefusilleerd. Die gebeurtenis plaatst Beijer, inmiddels 75 jaar oud, voor een groot dilemma als hem door de bezetter wordt gevraagd de leiding van zijn oude houtvesterij weer op zich te nemen. Wat hem beweegt dit te doen is onduidelijk, wellicht heeft hij de “erfenis” van zijn vriend Prins Hendrik willen redden. Op 18 april 1945, een dag na de bevridjing, wordt Beijer door de Binnenlandse Strijdkrachten naar het Apeldoornse politiebureau opgebracht. De Politieke Opsporingsdienst (P.O.D.) brengt hem over naar de Koning Willem III kazerne. Na enkele maanden wordt de ongeneeslijk zieke houtvester ontslagen. Op 10 oktober overlijdt hij, sterk vereenzaamd, op een zolderkamer aan de Wildernislaan.