Hermanus Johannes Lovink (1866-1938)

Hermanus Johannes Lovink werd geboren als zoon van Hendrik Willem Lovink en Johanna Hendrika Mulder in Terborg. Na het overlijden van zijn vader, die tuinbaas was op kasteel Wisch, kwam Lovink op 16-jarige leeftijd in dienst bij boomkweker en tuinarchitect J. Copijn te Velp. Na drie jaar werd hij hier tot chef bevorderd.
In 1889 slaagde hij voor het examen voor de akte Middelbaar Onderwijs Houtteelt. Dit diploma werd, zolang het bestond, slechts door 4 kandidaten behaald. Lovink werd in 1891 aangesteld als adjunct-directeur van de Nederlandse Heidemaatschappij en in 1892 bevorderd tot directeur. Onder zijn leiding groeide de Nederlandse Heidemaatschappij uit tot een organisatie met een groeiende hoeveelheid opdrachten, die zich niet alleen richtte op ontginningen en bebossing, maar ook op de aanleg van bouw- en weiland, grondverbetering en bevloeiing.

Toen in 1899 het Staatsbosbeheer werd ingesteld, werd Lovink daar ook hoofd van. Rond 1900 haalde Lovink zijn doctorstitel aan de universiteit van Tübingen, Op deze opleiding ontmoette hij minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, J.C. de Marez Oyens. Deze kennismaking heeft ertoe geleid dat Lovink in 1901 benoemd werd tot directeur-generaal van den Landbouw.
Door het invoeren van een reorganisatie en het inbrengen van de nodige financiële middelen bracht hij de Rijkslandbouwschool te Wageningen tot een wetenschappelijk niveau, zodat de overgang naar Landbouw Hogeschool een kwestie van tijd werd. In 1909 volgde zijn benoeming tot directeur van Landbouw, Nijverheid en Handel in Nederlandsch-Indië. Hier ging hij verder met het bevorderen van het landbouwgericht onderwijs en voorlichting voor de inheemse bevolking. Tevens gaf hij aanzet tot het oprichten van een nieuw bosbouwproefstation en het oprichten van een plantenziektekundige dienst. Er werd een nieuw reglement voor het boswezen opgericht en een start gemaakt met het beheer van circa 120 miljoen ha bos in de gewesten buiten Java. Na zijn terugkeer vanwege gezondheidsredenen was hij een tijd lang commissaris-generaal voor de landbouwproductie.

Tijdens zijn leven was hij lid van talloze commissies en besturen, zoals van de Staatscommissie van Advies inzake Ontginning van woeste gronden, de Zuiderzeeraad, de Staatscommissie tot bestudering der toekomstige baten van de Zuiderzeedrooglegging, de Commissie van advies tot herziening van het tarief der invoerrechten, het College van curatoren van de Landbouwhogeschool, de Visscherijraad, het College voor de Visscherijen, de Hollandsche Maatschappij van Landbouw, de Nederlandsche Heidemij, de Nederlandsche Tuinbouwraad en ga zo maar door.

Er zijn wegens tijdgebrek nooit veel publicaties van zijn hand verschenen. Het merendeel betrof artikelen voor het tijdschrift van de Nederlandse Heidemaatschappij.

Dat het werk van Hermanus Johannes Lovink gewaardeerd werd blijkt wel uit de talloze hoge binnen- en buitenlandse onderscheidingen, ere lidmaatschappen, plaquettes, en medailles die hij kreeg toegewezen.
In 1914 kreeg hij het eredoctoraat van de Universiteit Groningen toegewezen. Er werden een tarwegras, een elektrisch gemaal, een proefboerderij in de IJselmeerpolder en vele straten naar hem vernoemd. Jan Sluijsers schilderde zijn portret en dit hangt nu in het hoofdkantoor van Arcadis in Arnhem en Voor het oude hoofdkantoor stond sinds 1941 zijn borstbeeld wat in opdracht van de Heidemij is gemaakt door Grada Rueb.

Bronnen