Johannes Jager Gerlings (1876-1961)

Johannes Jager Gerlings werd op 10 december 1876 geboren te Haarlem. Na het volgen van de H.B.S. in Wageningen schreef hij zich in 1894 in aan de rijkslandbouwschool in diezelfde stad. In 1897 studeerde hij af als bosbouwkundige maar besloot om toch nog door te studeren aan de Universiteit van München. Met het behalen van de akte Middelbaar Onderwijs Houtteelt in 1899 sloot hij zijn studieperiode af.
Op 1 augustus 1899 werd hij als tijdelijk ambtenaar toegevoegd aan de staf van de toenmalig Inspecteur der Staatsbossen en Ontginning, Dhr. Lovink. Drie jaar later, op 1 juli 1902, volgde zijn benoeming tot Houtvester in de Houtvesterij Kootwijk. In Kootwijk zetten hij het werk van de Nederlandse Heidemaatschappij voort, die reeds waren begonnen met de bebossing van de zandverstuivingen. Hier verrichte hij ook veel praktisch onderzoek naar de problemen die zich voordeden met de bebossing op de zandgronden. Hij publiceerde hierover in allerlei tijdschriften.

Van 1900 tot 1907 was hij docent aan de opleiding van middelbaar bosbouwtechnisch personeel en de cursus voor boswachters en rentmeesters van de Nederlandse Heidemaatschappij. Op 1 oktober werd hij benoemd tot houtvester in Breda. In Breda was het dat hij zich helemaal vertrouwd kon maken met de denkbeelden van Van Schermbeek. Deze zag groot belang in de studie naar de samenhang tussen grond, kruidvegetatie en opstand.
Op 1 april 1917 werd hij benoemd tot adjunct inspecteur en in 1924 volgde de benoeming tot inspecteur. Door het hele land moesten controles worden uitgevoerd en dit deed Gerlings altijd op de fiets. Zijn collega’s zullen vaak met respect naar hem hebben gekeken, want tochten van honderd kilometer of meer waren geen uitzondering. Vanwege zijn werk als inspecteur kon Gerlings veel minder overleg hebben met zijn collega’s over bosbouwkundige vraagstukken als hij zou willen. Zijn invloed is echter groot geweest en zijn denkbeelden waren van duidelijke invloed op de bebossingwerkzaamheden in Drenthe en de Veluwe. Gedurende zijn periode als inspecteur nam hij zitting in vele studiegroepen en adviescommissies. De waardering van zijn werk als inspecteur kwam tot uiting in zijn benoeming tot Officier in de Orde van Oranje Nassau bij Koninklijk besluit op 27 augustus 1924.
Tot 1921 verleende hij zijn medewerking aan het opleiden van studenten aan de Landbouw Hogeschool bij cursussen. In 1933 kwam er een leerstoel vrij op de Landbouw Hogeschool en op 19 september werd hij geïnstalleerd met de leeropdracht: ‘Houtteelt en bosbescherming buiten de tropen en de geschiedenis van de bosbouw der gematigde windstreken’.
Voortbouwend op de ideeën van Van Schermbeek en gesteund door het werk van Erdmann zag hij als voornaamste taak van de bosbouwer: “het creëren van bosgrond uit woeste grond”. Door deze te verbeteren, te verzorgen en door een juiste keuze van houtsoorten kon met de juiste behandeling de leefgemeenschap in stand worden gehouden. Zijn opvattingen over het bos als leefgemeenschap kwam ook in elke excursie naar voren en zal in de herinnering van veel studenten gegriefd staan.
Volgens zijn collega Van Soest was Gerlings boven alles vooral bosbouw pionier. Hij begreep als een van de weinigen uit die tijd dat het bos een uiterst gevoelig instrument was dat fijn moest worden bespeeld. Hij voerde vele proeven uit met bemesting in Kootwijk en besteedde grote aandacht aan het herkomstonderzoek van de douglas dat toentertijd plaats vond bij het Rijksbosbouw proefstation. Na de sluiting van dit proefstation zette Gerlings zich in om het bosbouwkundig onderzoek weer opgang te brengen.
Zijn pogingen om de afzet te bevorderen van inlands hardhout tegenover de concurrentie van tropisch hardhout heeft de grondslag gelegd voor tal van regelingen om de afzet van inlands hout te verbeteren.
Jager Gerlings publiceerde tijdens zijn leven vele artikelen en enkele boekwerkjes waarvan de boekje ‘Boschbouw’ en ‘A.J. van Schermbeek en zijn werk in het vroegere Rentambt Breda’ zijn bekendste waren.

Bronnen

  • F.W. Malsch. In memoriam [J.H. Jager Gerlings] Nederlandsch bosbouwtijdschrift nr. 8 augustus1961.